Kinderen op bezoek op de IC

Als een ouder of familielid op de Intensive Care (IC) ligt, is dat een spannende tijd voor kinderen. Ze weten dat er iets is, maar begrijpen niet altijd wat dat precies is. Het is belangrijk dat ze dat weten en hoe ze hiermee om moeten gaan.

Met deze adviezen kunnen ouders kinderen helpen bij het verwerken van een opname van een familielid op de IC. Soms kan er dan ook een overlijden volgen.

Niet alle tips zijn van toepassing op elke situatie; u kunt zelf het beste inschatten wat uw kind of kinderen in deze situatie helpt.

Tips tijdens het bezoek op de IC

  • Ga het liefst zelf met uw kind op bezoek. Wanneer dit niet mogelijk is, zorg er dan voor dat er een andere volwassene meegaat, die voor het kind vertrouwd is. Laat kinderen nooit alleen op bezoek gaan. 
  • Leg uit wat het kind ziet. Vertel waar de slangetjes voor zijn. Eerlijke uitleg helpt. 
  • Laat het kind de patiënt aanraken of een kus geven. Ook kan uw kind gewoon praten tegen de zieke.
  • Geef uw kind de mogelijkheid om vragen te stellen.
  • Maak het bezoek niet te lang. Voor jonge kinderen kan zelfs 5 tot 10 minuten al genoeg zijn. 
  • Respecteer de wensen van uw kind. Als het de kamer weer wil verlaten is dit goed. Het kind kan ook eigen dingen doen op de kamer van de patiënt zoals spelen of huiswerk maken.
  • Bespreek het bezoek na afloop thuis altijd na met uw kind. Zo kunt u checken of uw kind alles goed gezien en begrepen heeft. 
  • Let goed op bij infectieziekten zoals griep, diarree en waterpokken. Als uw kind ziek is, dan moet u dit melden bij de verpleegkundige of arts. Doe dit ook als er in de omgeving van uw kind infectieziekten heersen, bijvoorbeeld op school, crèche of thuis.  In overleg bespreken we of bezoek mogelijk is. Patiënten in een ziekenhuis hebben een groter risico om van een “gewone kinderziekte’’ ernstig ziek te worden. Soms zijn extra maatregelen rondom het bezoek nodig om besmetting te voorkomen.

Wanneer niet op bezoek?

Als uw kind echt niet op bezoek wil, respecteer dan de keuze van uw kind. Misschien wil uw kind later wél op bezoek. 

In de volgende situaties is het soms beter om een bezoek uit te stellen:

  • De patiënt is (ernstig) verminkt.
  • De patiënt ziet er heel anders uit dan normaal.

Kinderen jonger dan 2 jaar

Kinderen jonger dan 2 jaar zijn heel gevoelig. Ze beginnen zich net te hechten aan hun ouder(s). Ze doen alles op gevoel en kunnen dingen nog niet goed begrijpen en vragen. Als op dat moment de band tussen kind en ouder(s)wordt verbroken krijgen kinderen vaak zoekgedrag. Ze huilen meer en lijken iets kwijt te zijn. Als u zelf gespannen bent, reageert een baby/peuter daar direct op. De kans bestaat dat kinderen op die manier ook last hebben van een opname op de IC of het (tijdelijk) verlies van een dierbare. 

Als de situatie weer een beetje normaal is, gaan ze makkelijk weer door met hun leven. Het kan wel zo zijn dat als de kinderen ouder worden, het missen van levende herinneringen aan hun dierbaren alsnog problemen kan geven. Ze willen weten waar hun wortels liggen: waar kom ik vandaan en/of wie was de persoon die ik op jonge leeftijd verloor?

Wat kunt u zelf doen 

  • Til het kind op ooghoogte bij het bezoeken van de persoon die op bed ligt. 
  • Maak de situatie extra vertrouwd door dingen herkenbaar te maken. 
  • U kunt herinneringen voor uw kind maken:
    • Schrijf herinneringen op in een brief
    • Maak foto’s en video-opnamen 
    • Maak een herinneringskistje

Peuters van 2 tot en met 5 jaar

Kinderen beginnen met fantaseren als ze ongeveer 2 jaar oud zijn. Dat begint met het inbeelden van vader of moeder als ze er niet zijn. Kinderen fantaseren vooral omdat ze nog niet weten hoe de wereld werkt. Wat ze niet weten, vullen ze aan met hun fantasie. 

Kinderen hebben in deze fase een magisch denken: alles leeft. Sneeuwwitje wordt wakker gekust door de prins en Sinterklaas gaat nooit dood. Hoe kan een kind dan begrijpen dat er iemand ernstig ziek is of misschien doodgaat?

Tussen de 3 en 4 jaar leren kinderen dat echte beelden en beelden uit de fantasie niet hetzelfde zijn. Pas dan kunnen ze werkelijkheid en fantasie van elkaar scheiden.

Wat kunt u zelf doen 

  • U kunt meegaan in de fantasie van het kind. Zorg er wel voor dat u de fantasie van uw kind niet zelf groter maakt. Dit kan verwarrend werken en uw kind angstig maken. Het nieuwe besef van realiteit en fantasie kan gaan wankelen. 
  • Wees helder en duidelijk over ziek zijn en de dood. Vertel duidelijk wat er gebeurt als ze iemand moeten missen of als er iemand doodgaat. Doe dat op een manier die bij het kind past. Hoe moeilijk dat ook is, herhaal dit steeds als uw kind daarom vraagt. 
  • Wanneer iemand overlijdt, is het belangrijk om verwarring bij het kind te voorkomen. Door uitspraken zoals: ‘mama gaat slapen’, kan een kind bij het naar bed gaan denken: wie gaat slapen, die gaat dood! Een kind op deze leeftijd kan denken dat alles wat er gebeurt, veroorzaakt wordt door hem of haar. Dit kan leiden tot schuldgevoelens die niet kloppen. Een kind denkt bijvoorbeeld dat papa zich pijn deed omdat het kind dat stiekem wenste. 
  • Vertel zo veel mogelijk op het niveau van uw kind wat het kan verwachten. Denk hierbij aan de apparatuur aan het bed, de piepende geluiden van de machines en de witte kleding van artsen en verpleegkundigen. 
  • Til uw kind op ooghoogte of laat het naast het bed staan, bij het bezoeken van de persoon die in bed ligt. 
  • Maak de situatie extra vertrouwd door herkenbare dingen neer te zetten, bijvoorbeeld het petje van papa of de muziek opzetten die jullie thuis luisteren. 
  • Maak het missen bespreekbaar, bouw rituelen en gewoonten in. Dit draagt bij aan het gevoel van veiligheid. Betrek kinderen erbij door ze op hun eigen manier mee te laten doen. Leg herinneringen samen vast.

Kinderen van 6 tot en met 12 jaar

Tussen de 6 en 12 jaar leert een kind steeds meer om het gedrag aan te passen aan de situatie. Ze zien steeds meer het verschil tussen waarheid en fantasie. 

Kinderen willen steeds meer weten. Ze leren lezen, schrijven en rekenen en hun wereld wordt steeds groter. Ze gaan beseffen dat ieder gedrag een gevolg heeft. Daarnaast begrijpen kinderen steeds meer van verlies en de dood. Ze ontdekken dat dingen definitief kunnen zijn. Ze willen steeds meer onderzoeken, en daar hoort de betekenis van verlies of dood ook bij.

Wat kunt u zelf doen 

  • Vertel uw kind wat er gebeurt en wat het te zien krijgt bij een bezoek op de IC. Doe dat in duidelijke, begrijpelijke taal. Laat steeds dezelfde persoon uitleg geven. Uw kind hoort dan niet steeds verschillende verhalen. 
  • U kunt uw kind helpen door zo eerlijk mogelijk antwoord te geven op vragen. Probeer om zo duidelijk mogelijk uit te leggen wat de dood is. Als uw kind een vraag stelt, kunt u uw kind vragen: wat denk je zelf? Daarop kunt u als ouder weer inspelen en ontdekt u wat er bij uw kind leeft. 
  • Wat u niet weet kunt u ook niet vertellen. Het is belangrijk dat u daar eerlijk in bent: zeg het als u het antwoord niet weet. 
  • Als uw kind zijn vragen zelf beantwoord vanuit fantasieën kan dit onnodig tot angst leiden. Neem de tijd om juist op die momenten de vragen van uw kind te beantwoorden. Door er geheimzinnig over te doen of niet direct te antwoorden, worden kinderen onzeker of bang voor de dood. De reactie van volwassenen bij een verlies of overlijden maakt dan mogelijk nog meer indruk dan het overlijden zelf. 
  • Betrek kinderen erbij door ze op hun eigen manier mee te laten doen. Leg herinneringen samen vast.

Kinderen ouder dan 12 jaar

Tieners willen vaak niet praten. Ze willen blij en zorgeloos leven, net als vrienden en vriendinnen. Ze willen uitgaan, plezier maken en niet moeilijk doen. Als er problemen zijn bespreken ze dit wel met vrienden en niet met volwassenen. 

De fase van losmaken wordt dan plotseling (tijdelijk) gestopt als ze hun ouder(s) verliezen. De tiener was zich aan het afzetten tegen de ouder(s). Tegelijkertijd wil het zich spiegelen aan de ouder(s) wat nu niet (meer) mogelijk is. Het is dan ook enorm lastig om dit verlies te verwerken. 

Vaak zie je dat tieners dit verlies parkeren. Een dergelijk verlies heeft verwerking nodig. Als het niet verwerkt is, ontstaan mogelijk (veel) later problemen. Voorbeelden zijn een studie die niet afgemaakt wordt of relaties waarin problemen ontstaan. 

Wat kunt u zelf doen 

  • Een tiener die niet wil praten, kunt u beter niet dwingen. Pas u aan aan wat de tiener wil. Laat weten dat u er altijd bent. Een tiener die blij lijkt, hoeft zich in werkelijkheid niet zo te voelen. Motiveer hem of haar in de dagelijkse bezigheden en het contact opnemen met vrienden.
  • Betrek uw kind bij keuzes die gemaakt moeten worden, geef het hierin een eigen aandeel en leg herinneringen samen vast. 
  • In de volgende situaties is het belangrijk om professionele hulp te zoeken:
    • Uw kind trekt zich langere tijd terug uit zijn sociale contacten.
    • Uw kind gaat langere tijd niet naar school.

Tips

Vertel wat er aan de hand is 

Uw kind merkt dat er iets is met het familielid. Vertel daarom wat er aan de hand is. Dat doet u op een manier die past bij de leeftijd en ontwikkeling van uw kind. 

Sommige kinderen vinden het niet prettig om echt te gaan zitten voor een gesprek. Ze willen wel praten, maar liever tijdens een knutselmoment of voor het slapengaan. Dan voelen ze zich meer op hun gemak. 

Soms moet u informatie meer keren herhalen. Herhaling van informatie is belangrijk voor kinderen. 

Wees eerlijk

Vertel wat er aan de hand is. Vraag aan uw kind of het begrijpt wat u vertelde. Benoem uw eigen emoties, verdriet en/of ongeloof als die er zijn. Als u moet huilen, kunt u zeggen: `papa moet even huilen’. U hoeft uw eigen emoties niet te verbergen. Zo leert uw kind dat het heel normaal en goed is om bepaalde emoties te hebben bij een heftige gebeurtenis. 

Respecteer de wensen van uw kind 

Als kinderen aangeven iets spannend te vinden, praat er dan over. Zorg ervoor dat u samen met uw kind bekijkt hoe u het minder spannend kan maken. Ga kinderen niet dwingen, maar probeer uw kind mee te laten denken en samen afspraken te maken. Als uw kind niet mee op bezoek wil op de IC, respecteer dit. Er zijn meer manieren om uw kind toch actief te betrekken bij dit bezoek. Denk aan foto’s of een dagboekje bijhouden. Foto’s en een dagboek kunnen ook helpen om de opname op een later moment te verwerken/na te bespreken. 

Luister en kijk naar het kind

Praten met kinderen betekent vooral: luisteren en kijken. Soms zijn kinderen nog te jong om te vertellen hoe het met ze gaat. Ze laten dat vaak met hun gedrag zien. Als kinderen zich anders gaan gedragen, kan dat betekenen dat ze ergens mee zitten. Dit zijn duidelijke signalen:

  • Weer in bed plassen
  • Heel erg aanhankelijk zijn
  • Prikkelbaar zijn
  • Niet kunnen slapen
  • Verschillende klachten zoals buikpijn of hoofdpijn

Soms zijn de veranderingen in het gedrag niet zo duidelijk. Blijf daarom goed kijken naar uw kind. Wanneer u hier vragen over heeft, kunt u die stellen aan de medisch pedagogisch zorgverlener in het ziekenhuis. 

Vast ritme 

Regelmaat en een vast ritme geven kinderen rust en veiligheid. Bij problemen in het gezin, geeft het kinderen een vertrouwd gevoel als sommige dingen gewoon doorgaan. Zorg ervoor dat ze vaste dingen kunnen doen. Dat kan huiswerk maken, naar school of naar de sportclub gaan zijn.

Betrek bekenden 

Eis niet van uzelf dat u als ouder alles alleen moet kunnen. Schakel anderen in: familieleden, buren, leerkracht, andere ouders, enzovoorts. Mensen die vertrouwd zijn voor uw kind of kinderen en waarbij ze zich op hun gemak voelen.

Vertel het op school  

Het is belangrijk om de school, kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang te vertellen dat 1 van de ouders op de IC ligt. Het kan zijn dat uw kind bijvoorbeeld minder goed op kan letten of zich op school anders gedraagt. Als de juf of meester weet wat er aan de hand is, kan uw kind beter begeleid worden. Vertel uw kind dat u de juf of meester weet wat er aan de hand is en dat het ook op school kan vertellen hoe het gaat. 

Vertrouwenspersoon voor uw kind 

Veel kinderen willen (ook) met iemand anders praten. Dat kan bijvoorbeeld een oom of tante, de buurvrouw of hun juf of meester zijn. Als ze bij een ander terechtkunnen, hoeven ze u niet steeds ‘lastig te vallen’. Soms is het voor hen prettig om juist met iemand te praten die iets minder direct betrokken is. 

Hulp inschakelen 

Het is logisch wanneer uw kind in het begin heftig reageert op de hele situatie. Blijft uw kind last houden, dan is het verstandig om gespecialiseerde hulp in te schakelen. Bespreek uw zorgen met het verplegend personeel van de IC of de huisarts. Deze kan verwijzen naar professionele hulpverlening. 

Het allerbelangrijkste is laten zien dat u van uw kind houdt. Als u duidelijk maakt dat u van uw kind houdt, dan kunnen kinderen veel moeilijke situaties aan. Elke vader of moeder heeft een eigen manier om dat duidelijk te maken, met een knuffel, een aai, een knipoog of met lieve woordjes.

Boeken met tips voor ouders

Er zijn boeken om kinderen voor te bereiden op een bezoek aan de IC:

  • Voorleesboek voor kinderen van 3 tot 7 jaar: ‘Als papa slaapt, hoe kan hij dan eten?’, www.keetjekikker.nl(http://www.keetjekikker.nl/) 
  • Voor kinderen van 7 tot 9 jaar: ‘Waarom brandt hier altijd het licht?’, Peggy Simons en Nardo van der Meer ISBN13 9789085620518 
  • Voor pubers: ‘Over leven en dood’, Marja Baseler ISBN13 9789044324945 
  • Kinderen helpen bij verlies, Manu Keirse: ISBN13 9789020999228 
  • Ervaringen van kinderen van wie een ouder is overleden: ‘Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan je denk’, Ineke van Essen: ISBN13 9789062493746