Insuline zorgt ervoor dat uw bloedglucosespiegel weer op peil komt. Insuline wordt per injectie onderhuids toegediend. Insuline kan niet per tablet gegeven worden omdat het in de maag verteerd zou worden. Op deze pagina leest u meer informatie over het spuiten van insuline.
Voorbereiding
Benodigdheden
Insuline wordt gespoten met de zogenaamde insulinepen. Er zijn diverse
soorten insulinepennen verkrijgbaar. De diabetesverpleegkundige geeft u
uitleg over het gebruik van de diverse pennen. In overleg met haar maakt u de keuze welke pen voor u het gemakkelijkst te hanteren is. De insulinepen is voor individueel gebruik.
Voorraad in de koelkast
De voorraad insuline kunt u in de koelkast bewaren. De insuline die u in
gebruik heeft mag buiten de koelkast bewaard worden. Een aangebroken ampul of insulinepen is buiten de koelkast een maand houdbaar. Een injectie met insuline op kamertemperatuur is minder pijnlijk dan wanneer de insuline net uit de koelkast komt. Zorg dat de insuline niet bevriest: als het eenmaal bevroren is geweest, is het niet meer te gebruiken.
Reservevoorraad
Het is belangrijk dat u voldoende materiaal in huis heeft. Zorg ervoor dat u een reservepen heeft. Zodra u de laatste ampul aanbreekt, zorg dan dat u een nieuw recept krijgt via uw huisarts of internist. Neem ook voldoende materiaal mee als u op reis gaat.
Hygiëne
Was uw handen voor het spuiten. Bij een goede lichaamshygiëne is het
schoonmaken van de spuitplaats met alcohol niet nodig. De huid kan hierdoor onnodig uitdrogen.
Het injecteren
Injectietechniek
U spuit loodrecht in de vlakke huid zonder een plooi te maken. Er zijn naaldjes van verschillende lengtes verkrijgbaar. De diabetesverpleegkundige zal met u bekijken welke naaldlengte voor u geschikt is. Pennaalden zijn voor eenmalig gebruik. Het is belangrijk dat de insuline op de juiste plaats wordt gespoten. Indien een andere plaats wordt gekozen, kan de insuline sneller, langzamer of maar gedeeltelijk werken. Hierdoor kunnen uw bloedglucosesontregeld raken.
Plaats van de injectie
- Buik: de hele buik onder de ribbenboog, 4 -5 centimeter bij de navel vandaan.
- Benen: boven op het been, een handbreedte bij de lies vandaan en een handbreedte bij de knie vandaan.
- Bil: bovenkant/ buitenkant van de billen.
Probeer bij iedere injectie op een andere plaats in de aangegeven lichaamsdelen te spuiten. Het is aan te raden hier een schema voor te maken. Bij meerdere injecties per dag is het aan te raden om meerdere lichaamsdelen te gebruiken, maar spuit op een vast tijdstip in eenzelfde lichaamsdeel (bijvoorbeeld: ‘s ochtends in de buik en ‘s avonds in het been). Heeft u eenmaal een lichaamsdeel gekozen, blijf daar dan ook langere tijd (twee à drie maanden) in spuiten.
Tijdstip van de injectie
Er bestaan verschillende soorten insuline: snelwerkende/maaltijd insuline en langwerkende en een mengsel van deze twee. Uw internist/diabetesverpleegkundige bepaalt de soort insuline die u krijgt, eventueel in combinatie met tabletten.
Langwerkende insuline spuit u op het tijdstip dat u met uw internist hebt afgesproken. Als u een schema heeft van snelwerkende/maaltijd insuline voor de maaltijd en langwerkende insuline voor de nacht, dan kunt u direct na de injectie met snelwerkende maaltijd insuline gaan eten. U kunt thuis de tijden van de maaltijden aanhouden zoals u dat gewend bent.
Na het injecteren
Naalden en lege ampullen moeten apart worden verzameld. Dit kan bijvoorbeeld in een lege fles afwasmiddel. Zet op de fles dat er spuitmateriaal in zit. Een volle fles met spuitmateriaal mag indien goed afgesloten afgevoerd worden in de gewone afvalcontainer.