Behandeling van de ziekte van Dupuytren
Meer over
U heeft de ziekte van Dupuytren. Bij deze aandoening staat een van de vingers krom. Ook kunt u deze moeilijk strekken. Dit komt doordat het bind- en steunweefsel in uw handpalm en vingers hard is geworden. Het is (nog) niet bekend waardoor dit ontstaat. Vaak gaat het om de ringvinger of de pink. Dupuytren geeft meestal niet zo veel pijn, maar wel stijfheid. Ook kunt u vaak minder goed kleine bewegingen maken. Het maken van een vuist kan bijvoorbeeld moeilijk worden. Of iets kleins pakken of kracht zetten met de handen.
De operatie
Bij de operatie verwijdert de chirurg het hard geworden bind- en steunweefsel uit uw handpalm en vingers. Hiermee probeert de chirurg de functies van uw hand zo veel mogelijk te herstellen. Een operatie zorgt er ook voor dat uw hand niet verder achteruitgaat. Daarnaast kan de pijn verminderen door een operatie.
Na de operatie
Wanneer u na de operatie terugkomt op de afdeling, heeft u een drukverband om uw geopereerde hand. Over dit drukverband legt de gipsverbandmeester een gipsspalk aan. Hij of zij legt ook uit wat u wel en niet mag doen met uw hand/gips. Van de verpleegkundige krijgt u een mitella (draagdoek) waarmee u uw hand goed hoog kunt houden. De gipsverbandmeester maakt direct een afspraak met u voor een controle op de gipskamer.
Nabehandeling met een strekspalk
Na de operatie kan een behandeling met een strekspalk (orthesebehandeling) nodig zijn. Met een strekspalk blijven uw vingers gestrekt. U voorkomt hiermee dat de geopereerde vingers opnieuw krom gaan staan. Als u voor het eerst bij de gipskamer komt, verwijdert de gipsverbandmeester uw spalk. Hij of zij zal dan uw hand en operatiewond controleren. Daarna legt de gipsverbandmeester de afneembare strekspalk aan. U moet de strekspalk ook ’s nachts dragen. Soms geeft uw medisch specialist of de gipsverbandmeester u een ander advies. De medisch specialist bepaalt ook of u moet starten met therapie voor uw hand. Is dat het geval, dan zal de gipsverbandmeester dit voor u regelen.
Neem in de volgende situaties telefonisch contact met ons op
- De vingers zien blauw of wit, of voelen koud aan.
- De vingers kloppen, tintelen of voelen doof aan.
- U kunt de vingers niet of nauwelijks bewegen.
- Het gips of de strekspalk doet pijn. Als u pijn heeft aan de operatiewond, hoeft u zich daar geen zorgen over te maken. Dit gaat meestal vanzelf weer over.
- Het gips of orthese is gebroken of beschadigd.
- Het gips is nat en slap geworden.
- De wond dreigt te ontsteken.
Contact
Heeft u na het lezen van de informatie nog vragen, stel ze dan gerust. De gipsverbandmeester of uw arts geeft u graag meer informatie.
- Gipskamer locatie Tiel (0344) 67 42 93 – van maandag tot en met vrijdag van 08.15 tot 16.45 uur
- Gipskamer locatie Culemborg (0344) 67 47 44 - van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur
- Spoedeisende Hulp (0344) 67 42 54 - bij drukkende maar niet direct spoedeisende vragen
- Spoedeisende Hulp (0344) 72 66 66 - bij spoedeisende vragen