Bekkenbodem- en incontinentie-operaties

Er bestaan veel verschillende operaties voor urine-incontinentie en verzakkingen. De operaties worden gedaan via de vagina of via de buikwand.

Wel of geen operatie

Of u besluit u te laten opereren, hangt af van hoe ernstig uw klachten zijn en van de diagnose. En of er andere mogelijkheden zijn om iets aan uw klachten te doen. 

  • Bij inspanningsincontinentie kan fysiotherapie al goed helpen. Een operatie blijkt daarna vaak niet meer nodig te zijn. Ook kan het zinvol zijn eerst een ring te proberen. Dat geldt ook voor verzakkingen. 
  • Geeft u nog borstvoeding? Wacht dan tenminste 3 maanden af nadat u hiermee gestopt bent. En kijk dan hoe ernstig uw klachten dan nog zijn. 
  • Niet alle bekkenbodemproblemen kunnen geopereerd worden. Bij aandrang-incontinentie helpt een operatie meestal niet.

Bekkenbodemproblemen zijn nooit levensbedreigend. Neem daarom de tijd om voor- en nadelen van een operatie tegen elkaar af te wegen.

Voorbereiding

Voor een operatie is het belangrijk dat uw conditie zo goed mogelijk is. Soms krijgt u hiervoor extra onderzoek.

Narcose of ruggenprik

De operatie gebeurt onder narcose (algehele verdoving) of met een ruggenprik. U heeft daarom ook een gesprek met de arts die u de narcose of ruggenprik geeft (anesthesist). De anesthesist kijkt naar uw lichamelijke gezondheid en bespreekt met u welke verdoving het beste bij u past.

Trombose

Tijdens de opname in het ziekenhuis krijgt u meestal medicijnen om trombose te voorkomen. U krijgt een injectie in uw buik of bovenbeen. Dat gebeurt na de operatie.

Antibiotica

Ook krijgt u vaak voor en/of tijdens de operatie antibiotica. Dat is om infecties te voorkomen. Bent u overgevoelig voor bepaalde antibiotica? Geef dit dan vóór de operatie door aan uw gynaecoloog. 

De operatie

Er zijn verschillende soorten verzakkingen: de blaas, de baarmoeder of het laatste deel van de dikke darm (het rectum) kan verzakt zijn. Na een baarmoederverwijdering kan de top van de vagina (schede) verzakt zijn.

Heel soms is er een verzakking van de dunne darm in de wand tussen de vagina en de dikke darm. Ook kunnen verschillende organen tegelijkertijd verzakt zijn.

Welke verzakking u heeft, bepaalt welke operatie geschikt is voor u. De gynaecoloog bespreekt dit zoveel mogelijk van tevoren met u. U krijgt 
nooit een zogenaamd ‘matje’ tenzij dat heel duidelijk met u is besproken.

Voorwand- of blaasverzakkingsplastiek 

Deze operatie wordt uitgevoerd als de voorwand van de vagina verzakt is. Het gevolg kan zijn dat u inspanningsincontinentie krijgt. Ook dat is een reden voor zo’n operatie. De gynaecoloog voert deze operatie uit via de vagina. De uitgezakte voorwand van de vagina wordt op zijn plaats teruggebracht. 

Achter de verzakte voorwand ligt de de blaas. Deze puilt soms als een bol in de opening van de vagina uit. De gynaecoloog maakt daarom in het midden van de voorwand van de vagina, de vaginawand los van de uitbollende blaas en urinebuis die daaronder liggen. Het ruime bindweefsel rond de blaas wordt verkort. En in het midden weer aan elkaar gezet. De blaas kan hier nu op rusten en de verzakking verdwijnt. 

Daarna haalt de gynaecoloog de bekleding van de vaginawand, die ook te wijd geworden is, gedeeltelijk weg. En hecht daarna de wand van de vagina over het bindweefsel en de blaas heen. Zo komt de voorwand van de vagina weer op de plaats waar hij hoort te zitten. En is de uitstulping verdwenen. Ook de overgang tussen blaas en urineleider is zo verstevigd. Zo verliest u mogelijk minder gemakkelijk urine.  

Verzakking van de baarmoeder 

Is de baarmoeder verzakt, dan adviseert de gynaecoloog vaak om de baarmoeder weg te halen. Deze operatie gebeurt via de vagina. Na verwijdering van de baarmoeder kort de gynaecoloog de uitgerekte ophangbanden in. En zet ze weer vast op de top van de vagina.

Meer informatie over een baarmoederverwijdering vindt u op de pagina 'het verwijderen van de baarmoeder bij goedaardige aandoeningen(https://ziekenhuisrivierenland.nlundefined)'.

Achterwand- en bekkenbodemplastiek 

Deze operatie bestaat uit 2 delen. Bij de achterwandplastiek wordt eerst de uitgerekte achterwand van de vagina weer op zijn plaats gebracht. Deze achterwand puilt als een bol uit in de vagina.

In het midden van de achterwand van de vagina maakt de gynaecoloog de vaginawand los van de uitbollende darm die daaronder zit. Vervolgens kort de gynaecoloog het ruime bindweefsel rond de darm in. En zet dit in het midden aan elkaar. De darm kan hier nu op rusten en de darmverzakking verdwijnt.

Omdat de vaginawand ook te wijd geworden is, verwijdert de gynaecoloog de bekleding van de vaginawand gedeeltelijk. En hecht de wand daarna over het bindweefsel en de darm heen. Zo komt de achterwand van de vagina weer op de plaats waar hij hoort te zitten. En is de uitstulping verdwenen. Dit wordt een achterwandplastiek genoemd. 

Daarna volgt soms een bekkenbodemplastiek. Hierbij trekt de gynaecoloog het bekkenbindweefsel aan de achterkant van de vagina naar elkaar toe. Hierdoor wordt de bekkenbodem verstevigd en wordt de ingang van de vaginabodem nauwer. 

Na de operatie

Hoe lang u in het ziekenhuis moet blijven, hangt af van de soort operatie. Meestal is dit 1 of 2 nachten.

Na een operatie voor een verzakking of voor urine-incontinentie krijgt u tijdens de operatie een blaaskatheter. Bij verzakkingsoperaties via de vagina brengt de gynaecoloog vaak aan het einde van de operatie een tampon in de vagina. Dit is een lang gaas dat kleine bloedinkjes stelpt. De verpleegkundige verwijdert het gaas meestal de dag na de operatie. 

De eerste dagen na de operatie zijn vaak pijnlijk. Buikpijn is gebruikelijk bij een buikoperatie. De onderkant van de vagina is zeker na een bekkenbodemplastiek pijnlijk. U krijgt daarom de eerste dagen na de operatie pijnstillers.

Na narcose kunt u misselijk zijn. Ook bij verzakkingsoperaties via de buik kunnen de darmen wat van streek zijn. U begint dan voorzichtig met drinken en eten. Na enkele dagen kunt u weer normaal eten.

Weer thuis

Houd er rekening mee dat u nog weinig kunt als u weer thuis bent. Ook bent u snel moe. Ga daarom niet te snel weer veel doen.

Niet te zwaar tillen

Na een operatie voor bekkenbodemproblemen is het beter om de eerste maanden niet zwaar te tillen: het weefsel dat net op een nieuwe plaats is vastgemaakt, kan daardoor weer los raken.

Geen zwaar werk

Doe ook geen zwaardere huishoudelijke taken. U kunt wel licht huishoudelijk werk doen.

Werkt u buitenshuis? Houd er dan rekening mee dat u minimaal 6 weken afwezig bent. Bij lichamelijk zwaar werk is het verstandig om langer te wachten voor u weer aan het werk gaat.

Bloedverlies

Tot ongeveer 6 weken na de operatie kunt u bloedverlies hebben. Dit wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding.

Hechtingen

Hechtingen in de vagina lossen uit zichzelf op. Ze kunnen tot ruim 6 weken na de operatie uit zichzelf naar buiten komen.

Oefeningen na de operatie

Voor een goed herstel na een voor- en/of achterwandplastiek is het goed om al op de eerste dag na de operatie met lichte oefeningen te starten. En deze in de dagen daarna verder op te bouwen.  

Dag 1 

  • Zucht regelmatig diep door om longproblemen te voorkomen. Durf daarbij naar de wond toe te ademen. Ga op uw rug liggen met de handen op uw buik. Probeer zo te ademen dat bij het inademen de buik boller wordt en bij het uitademen platter.
  • Ondersteun bij hoesten en niezen de wond met uw handen of een kussentje/handdoekje.
  • Oefen regelmatig uw benen door rondjes met de enkels te draaien, voeten op te trekken en weg te duwen en de heupen en knieën te buigen en te strekken. 

Dag 2 

  • Draai bij het uit bed komen eerst op uw zij, breng dan uw benen over de rand en duw uzelf op via de armen.
  • Breng bij het opstaan uw romp goed naar voren.
  • Bij het lopen de buik loslaten en doorademen. 

Plassen 

Als de katheter verwijderd is, kunt u proberen te plassen. Ga goed rechtop op het toilet zitten, strek de romp op waarbij uw onderrug hol wordt en adem naar de buik. Neem de tijd, probeer uw bekkenbodemspieren te ontspannen door de onderbuik, plasbuis en anus te laten uitzakken. 

Heeft u het gevoel dat u niet helemaal uitgeplast bent? Dan kunt u uw bekken een paar keer kantelen voordat u opstaat. Soms komt er dan nog een beetje urine. Zorg ervoor dat u niet perst. 

Om nadruppelen te voorkomen trekt u de anus en plasbuis flink in als de urinestraal gestopt is. En houdt u de spierspanning even vast voordat u opstaat. 

Poepen (ontlasting)
U gaat ontspannen op het toilet zitten en kantelt uw bekken iets naar achteren. Uw rug wordt dan wat boller en u voelt hoe u een beetje in de toiletbril zakt. U mag zacht persen. Terwijl u uitademt hoort het poepen vanzelf te gaan.

Probeer een half uur na de maaltijd te gaan poepen. Lukt het niet, dan kunt u het later weer proberen. Blijf niet te lang zitten. 

Dag 3-7

Breid uw activiteiten rustig uit. Nadat de katheter verwijderd is, kunt u beginnen met bekkenbodemspieroefeningen.  

U spant uw bekkenbodemspieren zo aan: 

  • De voorkant: vagina intrekken (plas inhouden en loslaten)
  • De achterkant: anus intrekken (windje vasthouden en loslaten) 

Als u de handen hierbij op de onderbuik legt voelt u de onderbuik iets intrekken. Probeer tijdens het uitademen de bekkenbodemspieren aan te spannen. Lukt deze oefening, dan kunt u de bekkenbodemspieren aanspannen tijdens het opstaan, het omdraaien in bed en later bij het tillen. Maar span de spieren niet voortdurend aan.

Ook bij het hoesten en niezen kunt u de bekkenbodemspieren aanspannen. Zo voorkomt u eventueel urineverlies. Oefen dit door tijdens een krachtige uitademing de bekkenbodemspieren aan te spannen. 

Bij thuiskomst

Rustig wandelen en traplopen is geen probleem. De eerste 6 weken (tot de nacontrole) mag u zich niet inspannen. Dus ook niet fietsen. U mag niet meer dan 10 kilo tillen na deze ingreep. Dit advies geldt voor altijd.

Autorijden mag na 4 weken. Dit is vanwege een verminderd reactievermogen en verminderde concentratie na een algehele narcose. 

Risico's en complicaties

De meeste operaties verlopen zonder complicaties. Maar bij elke operatie kunnen complicaties optreden, dus ook bij bekkenbodemoperaties. U leest hier welke complicaties het meest voorkomen. 

Blaasontsteking

Een blaasontsteking komt vaak voor na een bekkenbodemoperatie. Daarom wordt de urine vaak in het ziekenhuis gecontroleerd. U krijgt eventueel antibiotica als dat nodig is. Een blaasontsteking is daarmee goed te behandelen. 

Problemen met zelf plassen 

Door verandering van de plaats van de urinebuis of door vernauwing is het soms moeilijk om na de operatie de blaas te legen. Dit komt zowel voor na operaties voor urine incontinentie als na operaties voor een verzakking. In dat geval krijgt u voor een wat langere tijd opnieuw een katheter.

Heel soms gaat u met een katheter naar huis. Dit probleem is bijna altijd tijdelijk. U kunt eventueel leren uzelf te katheteriseren.

Urine-incontinentie 

Soms treedt ongewild urineverlies op als complicatie van een verzakkingsoperatie. Het is niet duidelijk waardoor deze complicatie ontstaat. Het is dus ook niet altijd te voorkomen. Het urineverlies is 
meestal niet ernstig. In uitzonderingsgevallen ontstaat ernstig urineverlies na een verzakkingsoperatie. 

Letsel aan de urinewegen of darmen

In zeldzame gevallen kan tijdens de operatie de darm, blaas of urineleider beschadigen. Vaak kan de gynaecoloog dit tijdens de operatie meteen herstellen. Soms wordt deze beschadiging pas na de operatie duidelijk. Is dit het geval, dan moet u nog een keer geopereerd worden.

Moeite met poepen (ontlasting) 

Na een ophangoperatie van de darm en een baarmoederverwijdering kunt u moeite hebben met poepen. Deze klachten verdwijnen meestal spontaan na 3 tot 6 maanden. 

Nabloeding 

Een nabloeding is een vrij zeldzame complicatie bij bekkenbodemoperaties. Bij operaties via de vagina is het vaak voldoende om (opnieuw) een tampon in te brengen. Soms is een tweede operatie noodzakelijk. 

Seksuele problemen 

Bij een bekkenbodemplastiek wordt de ingang van de vagina vernauwd. Dit geeft de bekkenbodem meer stevigheid. De ingang van de vagina wordt dan dus kleiner. De gynaecoloog zal de ingang van de vagina ruim genoeg houden om seks (gemeenschap) te kunnen hebben. Tenzij u dit niet wenst.

Soms is het resultaat toch anders dan verwacht. Ook kan in een enkel geval de vagina korter zijn geworden. Aarzel niet om bij seksuele problemen een nieuwe afspraak met de gynaecoloog te maken om hierover te praten. Vaak kan er iets aan gedaan worden. 

Infecties en trombose

Bij elke operatie is er een klein risico op het ontstaan van infecties of trombose. 

Herstel complicaties

Bijna alle complicaties die hierboven genoemd worden, gaan voorbij. Het kost vaak tijd en een specifieke behandeling.

Weer klachten

Ondanks dat een operatie gelukt is, kunt u na een paar jaar toch weer klachten krijgen. Dit komt doordat de oorzaak van de verzakking of van het urineverlies niet wordt weggenomen bij een operatie. De gynaecoloog herstelt alleen de bekkenbodem.

Helaas bestaan er geen behandelingen om de problemen definitief te verhelpen. Ook na verwijdering van de baarmoeder kan nog een verzakking van de top van de vagina ontstaan. Als u denkt dat u weer een nieuwe verzakking heeft, neem dan contact op met uw huisarts.

Goed om te weten

Ondanks de mogelijke complicaties en langetermijngevolgen die hierboven beschreven zijn, is het goed om te weten dat de operaties meestal zonder complicaties verlopen. De meeste vrouwen zijn na de operatie zeer tevreden.